Na bijna tien weken ziekenhuis en nog drie weken revalidatie mocht ik weer naar huis. Het viel niet mee. Hulp kreeg ik genoeg. Boodschappen werden voor mij gedaan. Kant en klare maaltijden, af en toe een voedzaam soepje van de dochters en van de buurvrouwen. Soms een door hen zelf gemaakt maaltje… Slikproblemen waren er nog steeds, zodat ik vooral aardappelpuree binnen kreeg.

Na vijf weken thuis wilde ik wel eens een echte aardappel proberen. Ik kreeg een zak met een kilo piepers. In het halfdonkere gangetje zette ik de zak in een daartoe bestemd emmertje en vergat ze weer even.

Het ogenblik kwam dat ik besloot om zelf een paar aardappels te koken. Ik deed het ganglicht aan en tilde de zak uit het emmertje. Onderin de emmer zag ik iets vreemds. Het leken enorme insecten met tientallen poten. Voorzichtig tilde ik ze op, het waren een paar aardappeltjes uit mijn vorige leven!

Totaal verschrompeld, verdroogd en rimpelig lagen ze in mijn hand. Ik herkende ze, zo zag ik er nu zelf ook uit. Mooi van dappere lelijkheid. Dat klinkt tragisch maar ik moest er om lachen. Ik wilde ze niet weggooien, ik wilde ze later tekenen.

Dat heb ik dan nu gedaan. Het is me gelukt ze op deze manier een nieuw leven te geven. Ik gaf mezelf er ook een stukje nieuw leven bij.  Het voelde symbolisch.

Het leven lukt me steeds beter.

 

Hélène Nypels-Sterkman